CA-Lezing 2013 – Quinsy Gario
De Tweede Clark Accord Lezing gehouden door Quinsy Gario
ROET IN HET ETEN • May 13, 2013 • 08:00
Gehouden door Quinsy Gario op 11 mei 2013 tbv de Tweede Clark Accord Lezing in de Openbare Bibliotheek Amsterdam.
Clarck Accord door Koos Breukel
‘Een streep onder je verleden zetten is hezelfde als het ontkennen van je zijn.’
Een krachtige statement van Nadira, een personage uit Clark Accord’s Plantage d’Amour. Het boek neemt je mee naar Suriname. In de letterlijk zin. Ik ben er zelf nog nooit geweest maar pagina na pagina voel je de warmte. Herkenbaar op een onverklaarbare manier. Je hoort de muskieten zoemen terwijl je ogen over de pagina’s glijden. Je proeft de zoete geur van de jungle. Je voelt de verkoeling van de rivier. Je voelt de aantrekkingskracht tot het verleden wanneer Kenneth, de hoofdpersoon uit het boek, tot rust komt. Je ervaart dan hoe in stand houden van de verbinding met het verleden noodzakelijk is voor je bestaan.
En net wanneer het verleden in geuren en kleuren beschreven gaat worden met dezelfde verve als het Surinaams landschap wordt het verhaal abrupt afgebroken. De precaire rol van de maker, de schrijver, is dan meer dan ooit duidelijk. Hij moet leven. Hij moeten kunnen leven om verhalen te vertellen. Om te reflecteren op het innerlijke. Het innerlijke waarmee we de wereld ervaren en voor onszelf begrijpen. Waarmee we de wereld ordenen en onze plaats daarin vinden.
De afwezigheid van de schrijver nu, Clark’s heengaan, brengt met zich mee een verlangen om ook voor hem een wintiritueel te organiseren. Hem vragen het verhaal af te maken. Ons te vertellen over Mahomed en Quasiba. Ons te vertellen over Philipus Andro Macnack, Jacoba en hun 23 kinderen. Ons te vertellen over hoe Kenneth voor Nadira kiest en voor Suriname.
In Plantage d’Amour doet Clark iets waar ik zelf ook mee aan het worstelen ben. Het slavernijverleden presenteren als iets waar lering uit getrokken kan worden. Iets dat niet statisch is of tot het verleden toebehoort. Iets wat ons handvaten kan geven om vandaag de dag onze stemmen te laten gelden.
Het woord zelf, slavernijverleden, is dan ook merkwaardig. De gedachte dat het geen sporen in het heden heeft achtergelaten zit ingebakken in het woord. Het gaat immers om het verleden.
Het lijkt alsof het leed en de emancipatie van tot slaaf gemaakten niet genoeg is om bij stil te staan.
Het over het slavernijverleden hebben doet dan meer kwaad dan goed als je het zo bekijkt. Je vraagt je dan af waarom we het niet hebben over de slavernij zelf en de verhalen van de tot slaaf gemaakten? We krijgen vaak te horen dat hun verhaal alleen niet genoeg is en dus worden er andere zaken bijgehaald.
Ik kreeg laatst ook een aankondiging voor een debat waarbij tienermoederschap naast slavernij behandelt gaat worden. ‘Moderne slavernij’ is een term dat tegenwoordig hip is en bij alles dat over de Nederlandse transatlantische slavernij gaat genoemd wordt. De serie De Slavernij dat over de Nederlandse trans-Atlantische slavernij ging begon met een inval in een Chinese sweatshop in Rotterdam om vervolgens naar Marokko te gaan en het over piraten te hebben die dwangarbeid moesten verrichten omdat ze gepakt werden. Tegenwoordig zijn we toch zo trots op onze mariniers bij de hoorn van Afrika?
En als we het over de slavernij willen hebben dan bekijken we het vanuit het oogpunt van de scheepslieden zoals Prof. Dr. Seks Met Dieren, Henk den Heijer. Of de slavernij wordt gebagatelliseerd door Afrikanen als verantwoordelijken naar voren te schuiven. Een koper heeft immers een verkoper nodig wordt dan gezegd. Om maar te zwijgen over wanneer Arabieren als vergelijkingsmateriaal erbij worden gehaald.
Het lijkt alsof het leed en de emancipatie van tot slaaf gemaakten niet genoeg is om bij stil te staan.
We lopen er zelfs letterlijk overheen zoals bij de toneelvoorstelling Hoe Duur Was De Suiker. Daar lagen op de grond afbeeldingen van dwarsdoorsneden van de ontvoeringsschepen. Het publiek moest er overheen lopen om naar binnen te gaan. Ik kan het volgen dat iemand dacht dat het een goed idee zou zijn om mensen te confronteren met de ontvoeringsschepen. Sommigen mensen denken door mijn werk zelfs dat confrontatie mijn doopnaam is.
Voor de duidelijkheid, het idee vind ik goed. De gruwelijke werkelijkheid van de omstandigheden van de boottocht moeten doordringen tot onze gedeelde parate kennis hier in Nederland. De uitwerking daarintegen vind ik stuitend. Worden onze voorouders op zo’n manier niet nog een keer slechts een attribuut in het verhaal van een ander? Ingezet als decorstuk waarbij hun menselijke waardigheid nogmaals niet wordt erkent.
Het is een kleine observatie, maar wel een belangrijke nu we herdenken dat pas 140 jaar geleden onze voorouders erkend werden als mens en gelijkwaardig. Nu schrijvend stel ik me voor dat dit het moment is dat er geroezemoes is in de zaal. Er is inderdaad geld gegeven om een ander jaartal te herdenken. Maar laten we wel eerlijk zijn met elkaar. Beter gezegd, laten we eerlijk zijn met onze voorouders.
Bij de berekening van jouw pensioen zou je het ook niet leuk vinden als opeens 10 jaar arbeidsgeschiedenis was gewist. Het wissen van de geschiedenis wordt voor zover ik het heb meegemaakt nergens expliciet verantwoordt. Waarom is dat? Wie heeft afgesproken dat we nu 150 jaar herdenken terwijl we weten dat de tot slaaf gemaakten nog 10 jaar moesten doorwerken? Het is een vraag gericht naar ons allemaal. Hebben wij dit sprookje afgesproken?
In de eerste Clark Accord lezing van Karin Amatmoekrim noemde zij Clark een fakkeldrager van de postkoloniale literatuur in Nederland. Ik zou die constatering willen uitbreiden.
In Plantage d’ Amour verbaast de hoofdpersoon Kenneth zich ook over het verschil tussen de manier waarop hij van omgaat met de erfenis van de tot slaaf gemaakten en hoe Nadira daarmee omgaat. Zij heeft het constant over voorouders en hij had het in eerste instantie slechts over slaven. Zij maakt hen mensen terwijl hij in hen nog 1 dimensionale slachtoffers zag.
Afgestompt door hoe sommige praktijken ten tijde van de slavernij gebruikt worden om tegenwoordig verantwoordelijkheid te ontlopen, gelooft Kenneth het idee dat de slavernij pathetische zwarte mensen heeft voortgebracht. Daar wil hij dus niks mee te maken hebben. Hij wil zichzelf niet als pathetisch zien.
Clark heeft een personage gemaakt dat me heel erg deed denken aan de reacties op Alleen Maar Nette Mensen. Veel bleven nadrukkelijk stil uit angst gekenschetst te worden als angry black woman of hebben er nadrukkelijk van genoten omdat het niet over hen ging. Want: “nee, wij zijn niet zo.”
Het is dan ook belangrijk om te onthouden dat aangeven dat je een slachtoffer bent je nog niet pathetisch maakt. Slachtoffers verdienen geen hoongelach. Ik moet mezelf dat ook vaak genoeg in de oren knopen omdat ik voor lange tijd mijn eigen slachtofferschap niet wou erkennen, met alle gevolgen van dien.
Zowel herkenning als erkenning van slachtofferschap mislopen of uit de weg gaan creëert een gevaarlijke blinde vlek in onze empathie. Dit is terug te zien in de manier waarop we nu in Nederland omgaan met veel zaken. Het is volgens mij ook de reden waarom velen moeite hebben om een link te leggen tussen de structurele onderdrukking, vernedering en dehumanisatie die onze voorouders hebben meegemaakt en hoe er met de herinnering daarvan nu wordt omgegaan.
De manier waarop we nu onszelf manifesteren en onszelf doen gelden heeft ook hiermee te maken. We vinden het moeilijk om te accepteren dat wij van slachtoffers afkomstig zijn die de wereld beter hebben achter gelaten dan zij het hebben getroffen. Velen laten stelselmatig de rol van de tot slaaf gemaakten in hun eigen bevrijding of omgang met slavernij weg nuanceren: zij waren altijd afhankelijk van anderen.
Dat ligt ook besloten in hoe we hen duiden. Taal gebruiken we om de wereld te construeren en we vergeten maar al te vaak hoe ogenschijnlijk neutrale woorden veel schade kunnen aanrichten en handelingen kunnen verdoezelen. Slaaf, net als neger, is een term die veelvuldig nog gebruikt wordt op scholen, door academici, door politici en door onszelf.
Voor de duidelijkheid, Afrikanen zijn niet als slaven of negers geboren. Er is een proces aan voorafgegaan dat onthouden moet worden wanneer we het over de slavernij hebben.
In de vroeg middeleeuwen had een Duitse krijgsheer vrouwen en kinderen uit een slavisch dorp meegenomen als oorlogsbuit om ze te verhandelen. Normaliter werd zo’n geheel dorp met de grond gelijk gemaakt en iedereen vermoord. Zijn buit was dus figuurlijk niet meer levend. Maar je hoort het al ‘slavisch’. Oost Europees. Het gebruik en de term reisde vervolgens door Europa. Nederlandse kooplieden op hun beurt gebruikte een oud Romeinse wet om oorlogsgevangen te kunnen verhandelen omdat het hebben van een lijfeigene allang verboden was in de toenmalige provincies. Afrikaanse koninkrijken werden benaderd door Europeanen en die gebruikten hun landschermutselingen om wat te hebben om handel met hen te drijven.
Afrikanen werden oorlogsbuit en dat werd vervolgens als ‘slaaf’ geconceptualiseerd. Niet levende wezens. De term ‘slaaf’ heeft dan niets maar dan ook niets met Afrika, Afrikanen of Afrikaanse gebruiken te maken. Hun concept van lijfeigenschap was niet te vergelijken met wat het Europese ‘slaaf’ inhield.
En het woord ‘neger’ komt uit de kasboeken van de Nederlandse plantages.
Een postkoloniale bestudering van de termen waarmee we de geschiedenis duiden is noodzakelijk. Het gebruik van termen die onze voorouders eigenlijk nog steeds decentraliseren terwijl we het over hen willen hebben maakt emancipatie onmogelijk. Hoe kan je jezelf emanciperen als je jezelf nog steeds niet kan identificeren? Als je taal nog steeds ontoereikend is om je zijn weer te geven? Als je taal een dehumanisatie herbergt wat je niet serieus neemt of waar je niet van op de hoogte bent?
Het herdenken op 1 juli is eigenlijk dus niet zozeer stilstaan bij de vrijheid van tot slaaf gemaakten als wel Nederlanders eren omdat ze zo barmhartig zijn geweest hen hun vrijheid te geven.
Ik had eind vorig jaar een optreden bij een bijeenkomst van de Senior Fellows Network van Humanity In Action waarbij Dr. Kwame Nimako uiteenzette wie allemaal in Nederland waren geemancipeerd. Het was een rijtje vol met vrijgevochten groepen die de Nederlandse maatschappij hebben gedwongen om hen als volwaardig te accepteren. Hij noemde de vrouwenbeweging, de arbeidersbeweging en de homobeweging.
Stuk voor stuk groepen die zich hadden ontdaan van het juk van het verleden en nu voor erkenning als volwaardige mensen door het leven gingen. Dit had sporen achtergelaten in hoe zij zichzelf voorstelde en hoe anderen naar hen keken.
Dr. Nimako stipte vervolgens een pijnlijke realisatie aan. De tot slaaf gemaakte mensen hebben zich niet geëmancipeerd. Nimako stelde dat zij vrijheid, rechten en politieke erkenning als mens was gegeven. Zij waren zelf niet doorgedrongen tot de kringen van macht om hun dagelijkse situatie te veranderen. Dat werd voor hen gedaan gebaseerd op een visie over hen en niet een gesprek met hen. Dit bracht met zich mee dat de andere sferen waarin emancipatie wordt bevochten overgeslagen werden.
Het is wat kort door de bocht om te stellen dat de tot slaaf gemaakten niet voor hun eigen vrijheid hebben gevochten. En voor de duidelijk dat stelt Dr. Nimako ook niet. Want dat hebben ze wel degelijk. We weten allemaal bijvoorbeeld van het akkoord van 10 oktober 1760 tussen de Marrons en het koloniaal bestel in Paramaribo en de opstand geleidt door Tula, Karpata en Sablika van 17 augustus 1795 op Curaçao.
Maar de gift van vrijheid was een giftige verdoezeling van een bestaan gevormd door fysiek en psychologisch geweld. De tot slaaf gemaakten werden bestolen van de erkenning van de druk die zij zelf hebben uitgeoefend. De verantwoordelijkheid en eer voor hun vrijheid werd bij hun onderdrukkers geplaatst. Het herdenken op 1 juli is eigenlijk dus niet zozeer stilstaan bij de vrijheid van tot slaaf gemaakten als wel Nederlanders eren omdat ze zo barmhartig zijn geweest hen hun vrijheid te geven.
Het is dan ook dat het gevecht voor vrijheid en emancipatie niet een historische erkenning heeft gekregen door gemeenschappelijk gedeelde en als autoritair beschouwde kennis producerende instituties. Dat is een mondvol, maar ik heb het dus niet alleen over de academische wereld. Wat de pathologische neiging heeft om de slavernij vaker dan niet in cijfers en statistieken te willen uitdrukken. Ik heb het ook niet over de politieke wereld, wat een eb en vloed van sociale mores is. Ik heb het over literatuur, theater, beeldende kunst en film. De instituties die de mogelijkheid herbergen om onze innerlijke leefwerelden te ontsluiten. De plekken die onze onbewuste en bewuste idealen reflecteren.
Het enige culturele wat we nu in Nederland qua gemeenschappelijk gedeelde begrip van slavernij hebben, ten minste wanneer een groot gedeelte van de bevolking zichzelf zou toelaten om het ook te beseffen, is Zwarte Piet. Een relikwie van een tijd waarin slavernij zowel een materiele realiteit was als een allegorie om de onderdrukking door de heersende klasse hier in Europa te verbeelden.
Dr. Nimako presenteerde in 2010 een paper waarin hij het gebruik van de term slaaf in Europese teksten die over de toestand van de gewone man in Europa ondezocht. Het was een beeldspraak dat losgekoppeld was van de realiteit van echte dehumanisatie. Europese teksten erkennen daarnaast hun eigen specifieke onstaansgeschiedenis en lokaliteit niet.
Het monument op de Dam waar beelden van geketende mensen en teksten over vrijheid te vinden zijn, is pas vorig jaar gekoppeld aan de slavernij. Ik had een idee om op 1 juli op de Dam 10 minuten stil te staan. Met z’n veertienen en een brassband stonden we daar. Twee politiewagens aan de andere kant van de weg hielden ons in de gaten.
De term loonslaaf zoals nu nog gebruikt is daar ook voorbeeld van. Tel maar op hoe vaak dat voorbij komt en bedenk dan in hoeverre dat totaal niet strookt met de realiteit van de mensen die daarmee worden gekenmerkt of zichzelf zo kenmerken. Het inzetten van de term loonslaaf is niet om een verwantschap te zoeken met tot slaaf gemaakten. Het is eerder om aan te tonen wat men absoluut niet wil zijn.
Wat zijn wij dan als men onze voorouders ‘slaaf‘ blijft noemen en niet tot slaaf gemaakten? Zij wij nu nog de verbeelding van wat men absoluut niet wil zijn in Nederland? Mensen willen Zwarte Piet spelen maar niet zijn. Niemand wil gedenigreerd worden, etymologisch letterlijk zwart gemaakt worden, maar wij stellen onszelf voor als zwart. Wat is hier aan de hand?
Het tijdperk waarin op gewelddadige wijze het denken en produceren volgens Europees model universeel werd verklaard is voorgoed voorbij.
Kunst en cultuur spelen een centrale rol als het gaat om de mogelijkheid om het beeld en de ervaring van de verworpenen der aarde te pareren en radicaal andere visies over de wereld en onze plaats daarin te presenteren. In de eerste Clark Accord lezing van Karin Amatmoekrim noemde zij Clark een fakkeldrager van de postkoloniale literatuur in Nederland. Ik zou die constatering willen uitbreiden.
In het verlengde van het postkolonialisme is momenteel een mondiale dekoloniale beweging gaande in de kunst en cultuur. De kritiek op het postkolonialisme was dat het nog steeds Europese denkers en makers centraliseerde. Het was een reactie op en niet een actie vanuit zichzelf. Postkoloniale denkers en makers plaatsen zichzelf nog steeds in de rol van de ander door zich constant op de Europese mentaliteit en haar producties te focusen.
Dekoloniale denkers als Walter Mignolo, Ramon Grosfoguel, Alanna Lockward en Robbie Shilliam stellen dat Europese kennis productie een van de vele soorten manieren is om de wereld te ervaren. Het is niet verheven boven de Chinese of Aboriginal of Caribbische of Surinaamse. Wij hoeven Europese kennis niet nog te zien als de maatstaf waar kennis uit andere regio’s van de wereld aan gemeten hoeft te worden. Het tijdperk waarin op gewelddadige wijze het denken en produceren volgens Europees model universeel werd verklaard is voorgoed voorbij.
En dat moeten we in onze kunst en cultuur ook laten terugzien wanneer we het over de slavernij hebben. Ik beschouw Plantage d’ Amour een decolonial werk. Het is niet de Europeaan en zijn mening die centraal staan maar wij. Wij staan centraal en worden gevierd. Onze achtergrond wordt naar voren gehaald, bestudeerd en bewierookt. Onze diversiteit en verscheidenheid. Onze individualiteit. Onze manieren van de wereld om ons heen meemaken worden uiteengezet.
Ik zie de kop al staan: QUINSY GARIO PLEIT VOOR AFSCHEIDING! Nee, als wij een gesprek over ons verleden willen voeren moeten we dat zonder schroom kunnen. Ik ben trots op de overlevingskracht en levenszin van mijn voorouders die ondanks alles elke dag een betere wereld voor mij hebben gemaakt. Ik wil de herinnering aan hen niet onder stoelen of banken hoeven stoppen zodat ik subsidie krijg om te overleven hier in Nederland. De oer-Hollandse uitspraak ‘wie betaalt bepaalt’ geldt nog altijd zoals we hebben gezien met het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis.
Dus laten wij onze mensen die nieuwe perspectieven toevoegen aan het debat steunen. Laten wij niet meer leunen op een kruimeltje hier en een kruimeltje daar. Laten wij onszelf niet meer laten verrassen door een wispelturig politiek systeem dat het ene moment ons gebruik om zichzelf op de borst te kloppen en het ander moment ons liever kwijt dan rijk is; ons onschadelijk probeert te maken; ons in een hoek proberen te drijven; ons tegen elkaar uitspelen om vervolgens met de vruchten van ons werk weg te lopen; ons vertellen dat als we ons koest houden het beter voor ons is; ons dingen beloven voor steun en eenmaal verkozen zeggen dat we op onze beurt moeten wachten; ons laten geloven dat we pathetisch zijn en van hen afhankelijk zijn.
Clark maakteruimte voor denkers, schrijvers en makers zoals ik hier in Nederland. Nu is het zaak om net als hem de verantwoordelijkheid op te pakken die onze voorouders ons hebben gegeven. Nu is het zaak om elkaar te steunen, elkaar kritisch te bevragen zonder kapot te maken, elkaar verantwoording voor ons daden afleggen zonder te denken dat het een knieval is, elkaar een handje helpen, elkaar behoeden, elkaar de ruimte geven, elkaar wijzen op fouten, elkaar mee geven dat het onze taak is om de wereld beter achter te laten voor de generaties na ons.