CA-Lezing 2015 – Denise Jannah

De Clark Accord Lezing 2015 werd op 11 mei 2015 uitgesproken door de bekende jazz zangeres Denise Jannah in de Openbare bibliotheek Amsterdam (OBA).

Denise Jannah is de eerste Nederlandse artiest die onder contract kwam bij het wereldberoemde jazzlabel Blue Note Records. Ze trad tijdens haar leven al op voor veel grootheden, waaronder Koningin Beatrix en prins Claus, Koning Willem Alexander en Koningin Maxima, de leiders van de EU tijdens de Europatop, en (voormalig) staatshoofden als Ellen Sirleaf Johnson (Liberia), Bill en Hillary Clinton en Ronald Venetiaan (Suriname).

In haar lezing zal Denise Jannah ingaan op het belang van het beheren van maatschappelijk relevant erfgoed. De rollen die familie en maatschappij daarin hebben, en wat zij persoonlijk hoopt dat men van haar doorgeeft als zij er niet meer is.

De complete tekst van de lezing vindt u hieronder:


ONS CULTUREEL ERFGOED: schatten wij het naar de juiste waarde? Vijfde Clark Accord Lezing, door Denise Jannah. 11 mei 2015

FU SABI PE YU E GO, YU MU SABI PE YU KOMOPO. Om te weten waar je naar toe gaat moet je weten waar je vandaan komt. Ik heb dit altijd een prachtige odo gevonden, een mooi Surinaams spreekwoord. Het is één van die vele clichés die je met zekere regelmaat hoort -voor sommigen zelfs ‘ergerniswekkend vaak’- maar die oh zo waar zijn. Vroeg of laat komen we in ons leven op een punt (soms blijkt dat een waar keerpunt te zijn) dat we wel terug moeten gaan, terug moeten keren, terug moeten kijken, al was het simpelweg om het nu van dat moment te kunnen grijpen en begrijpen…om de nodige inzichten op te doen, om onze weg verder (en beter) te kunnen vervolgen.

CULTUUR is een zeer breed begrip. In zijn algemeenheid wordt het gesteld tegenover alles wat door de NATUUR voortgebracht is, en dan is het een overkoepelende benaming voor alles wat een maatschappij voortbrengt. En dat is al begonnen met bebouwing van het land en domesticatie van dieren.

In engere zin wordt de term CULTUUR gebruikt voor uitingen van ambacht, kunst, religie en wetenschap ( literatuur, architectuur). We komen dan op het gebied van gebruiken en gewoonten,
Onder CULTUREEL ERFGOED verstaan we cultuuruitingen uit voorbije tijden die waardevol gehouden worden voor de bepaling van onze culturele identiteit. Cultureel erfgoed wordt van belang geacht omdat het de huidige generaties een beeld geeft van het verleden, waardoor je weet waar je vandaan komt, van afstamt En waar je vandaan komt maakt deel uit van je identiteit.

We weten dat cultureel erfgoed op zichzelf ook weer een breed begrip is dat wordt onderverdeeld in materieel- en immaterieel erfgoed. Bij materieel erfgoed is ook weer sprake van een onderverdeling: onroerend- en roerend erfgoed. Onroerend zijn bijvoorbeeld cultuurhistorische landschappen, militaire bouwwerken, industrieel erfgoed (bruggen, fabrieken, allerlei uitingen van architectuur van kerken en kastelen tot monumenten, zijnde allemaal bouwkundig erfgoed. Onder het roerend erfgoed vatten we boekwerken, schilderijen, klederdrachten en kostuums, verzamelingen en collecties opgeslagen in musea, archieven, bibliotheken en wat dies meer zij.
Komen we bij het immaterieel erfgoed dan hebben we het onder andere over dialecten, verhalen, liederen, feestelijke gebruiken. Gewoonten en gebruiken, culinaire uitingen, talen en dialecten… Die staan natuurlijk vaak weer in verbinding met immaterieel erfgoed als klederdrachten, muziekinstrumenten…

Maar laat ik hier niet al te lang en diep op ingaan, het zou alleen maar te complex kunnen worden. Het begrip CULTUUR wordt vaak ook geografisch benoemd of bepaald: men heeft het dan over de Westerse- en niet-Westerse cultuur, de Hollandse cultuur, de Surinaamse-, Aziatische-, Afrikaanse cultuur… Waarbij men soms wel heel gemakkelijk generaliseert, of zaken op 1 hoop gooit… Het begrip cultuur wordt dan dus volkomen willekeurig gebruikt, om bijvoorbeeld mensen in hokjes te stoppen, te categoriseren, ja ook stigmatiseren… Ik denk aan een bepaalde Nederlandse reclame die begint met “bij ons in Azie…”(??) een stukje verder: ”slurpen betekent hier dat het eten lekker smaakt..”…?? Hier, in…Azie?? En wat dacht u van “we gaan naar Afrika!” “Leuk, waar in Afrika?” “Nou, euh…gewoon, Afrika!” (??)

Als ik naar mijzelf kijk dan zie ik een vrouw uit twee culturen. Voormalig koninkrijks-onderdaan, later getypeerd als ‘allochtoon’ – wat letterlijk betekent ‘van elders afkomstig’ maar van lieverlee verworden is tot een negatieve stereotypering, ook nog gerelateerd aan kleur. “Haha, koningin Maxima een allochtoon? Hoe kom je dáárbij?!?” Was ik blond, blauw-ogig en -bijvoorbeeld- Canadese geweest dan zou ik door velen hier te lande eerder en gemakkelijker geaccepteerd worden, maar dat terzijde…
Twee culturen dus. Ik heb (door de loop van de Surinaamse geschiedenis bepaald) een Nederlands paspoort en dus de Nederlandse nationaliteit. Maar ik heb een dubbele identiteit. Rijkdom! Want ik ben geboren in Suriname. En ja, na drape mi kumat’tey beri, daar ligt mijn navelstreng begraven dus daar zal ik steeds terugkeren. In Nederland ben ik thuis. Zoals ons aller welbekende ‘Taante’ zegt: “thuis is waar je bed staat”. Maar wanneer ik in Suriname van de trap van het vliegtuig stap , kom ik thuis.

Onder mijn –op basis van mijn paspoort bepaald- cultureel erfgoed vallen o.a. het Slot Zeist en het van oudsher daarbij horende Broederplein en het Zusterplein, tezamen de bakermat van de Evangelische Broedergemeente (ook bekend als de Hernhutters) in Nederland, de Zaanse Schans, de Utrechtse Dom…Verder ook ”de Nachtwacht” van Rembrandt, “de Aardappeleters” van Van Gogh, en poffertjes, drop en hagelslag. Maar op basis van de ’plek van mijn navelstreng’ vallen onder mijn cultureel erfgoed nog veel meer de prachtige historische huizen langs de Waterkant in Paramaribo, de “Grote Stadskerk” (in de volksmond “Mama-kerki” genoemd, de houten moederkerk van diezelfde EBG, de Hernhutters oftewel de Anitri’s), de Rooms-katholieke Basiliek, de beelden van Kwaku en van Baba en Mai, de Palmentuin…. elke kappa waarin op de suikerplantages het sap van suikerriet gekookt werd, en pom, blokmout en asogri… onze fos’ten tori’s, verhalen en overleveringen van vroeger… Ik denk nog met plezier terug aan de Hollandse kinderliedjes uit mijn jeugd die ik zong voor of na “Hoezee voor Suriname” en het liedje van de muskiet… Ja, ik kan uit volle borst meezingen met een Hollandse smartlap maar moet eerlijk bekennen dat ik absoluut veel minder affiniteit heb met de klompendans dan met de set-dansi… veel meer affiniteit heb met de angisa dan met de Zeeuwse kap en knopen!

Suriname heeft een rijk cultureel erfgoed, regenboog –natie als we zijn. Maar aan de grondvesten waar die natie op rust kleeft opgedroogd bloed. Ook dát ligt ten grondslag aan onze culturele erfenis, ja, van hier en daar. Hier (in Nederland) heeft men het er het liefst zo min mogelijk over (zoals ook het onderwerp ‘Nederlands-Indië zoveel mogelijk vermeden wordt). Een frappant detail: wordt er door koning en koningin bij die ene jaarlijkse dodenherdenking voor slachtoffers en gevallenen op 4 mei meegelopen achter de krans die zij laten leggen, blijven zij op 1 juli bij de andere jaarlijkse dodenherdenking voor slachtoffers en gevallenen van slavernij zitten terwijl een krans namens hen wordt neergelegd. Maar dat terzijde…

Ik ben trots op mijn Surinaams cultureel erfgoed. ”Hoe wij hier ook samen kwamen..” zoals een zin uit ons volkslied begint: we hebben hoe dan ook tot elkaar kunnen komen en leren leven met elkaar, ondanks de verdeel en heers-politiek die aanvankelijk door de kolonisator, maar later ook door onze eigen mensen in stand gehouden werd. Ik geniet van, hou van- en ben trots op onze diversiteit aan culturele herkomst waar een nieuwe natie uit geboren is die uniek is in zijn diversiteit.

Ik zou tenslotte nog twee onderwerpen willen belichten. Het eerste is de veeltaligheid in Suriname. Prachtig! Mijn Javaanse zwager bijvoorbeeld is van kinds af aan 3-talig: Javaans, Surinaams en Nederlands. Ik ben best een beetje jaloers op hem. Op de markt, excuus: “onder de markt(!)” geniet ik van de verschillende talen om me heen die uit éénzelfde melting pot komen. Met als overkoepelende talen het Nederlands, dat tot op de dag van vandaag de officiële taal is in Suriname, en het Sranantongo c.q. Sranan oftewel het Surinaams. Nog de afgelopen week stond ik naast een Curaçaose vriendin die met verve aan een Nigeriaanse vertelde hoe trots de Antillianen op hun taal zijn, in tegenstelling tot de mensen in Suriname die liever Nederlands praten: het Nederlands en wat Nederlands is wordt in Suriname hoger aangeslagen, vertelde ze. Er ging wat door me heen. Het raakte me en ik voelde me hoe dan ook wat beschaamd, had daar graag een even fier nationalisme tegenover willen stellen. Ik heb e.e.a. kunnen nivelleren door te vertellen dat alles een oorzaak heeft, en dat de historische context zeker niet te verwaarlozen is, zo ook in dit geval: dat in eerste instantie Nederlands spreken absoluut verboden was: tijdens de slavernij spraken de meesters hun slaven in het Sranan aan. Nederlands was voor hen in eerste instantie verboden. Het was Gouverneur van Lansberge die vond (de slavernij was inmiddels afgeschaft) dat Suriname de “Nederlandse parel in de Caraïben moest worden” waarna van de ene op de andere dag het Sranantongo, toen nog ‘Neger-Engels of -oh gruwel!- ‘taki-taki genoemd, verboden werd. Als kind op school moest je je mond met zand of zeep gaan wassen –en dit niet spreekwoordelijk maar letterlijk- wanneer je Surinaamse woorden in de mond genomen had…. Lang, lang heeft dit doorgewerkt. De indoctrinatie is succesvol geweest. Zei de ene gekleurde mens (mondhoeken omlaag) tegen de andere “doe niet zo vernegerd!” ?!?! En sprak je als kind of jongere een ouder persoon in het Sranan aan, dan was je “vrrrijpostig!!”. De in 1950 in Amsterdam door advocaat, politicus en schrijver Eddy Bruma opgerichte beweging “Wie Eegie Sanie” (=onze eigen dingen) was doorslaggevend in de nationalistische bewustwording en het omslaan in denken, en zo was in 1957 de eerste selectie poëzie in het Sranantongo een feit: de bundel “Troki” van Trefossa, pseudoniem voor Henny de Ziel, was de eerste gedrukte dichtbundel in het Surinaams. Met het gedicht “Bro” (dat door mij in 2003 op muziek gezet is) heeft Trefossa willen bewijzen -en dat succesvol en met gemak- dat men ook in het Sranantongo sonetten kan schrijven.

Maar de indoctrinatie heeft gewerkt, stelde ik eerder. Ik kan namelijk niet anders verklaren dan dat dát ten grondslag moet liggen aan het feit dat wij tot vandaag de dag in Suriname op school allerlei talen moeten of kunnen leren, behalve ons eigen Sranan of Sranantongo, zelfs schrijflessen ontbreken! Criterium voor het dragen van het predicaat ‘volwaardige taal’ en geen taki-taki, beetje ’prietpraat’ of gebrabbel is dat er van een bepaalde taal geschreven proza en poëzie moet bestaan. Wel, in het Sranantongo bestaat dat al legio jaren. In 1986 is er zelfs een officiële grammatica uitgevaardigd. Maar ik ben bang dat ik moet stellen dat –naar mijn mening- wij Surinamers over het gemiddelde genomen op schrift het slechtst in het schrijven van onze eigen moedertaal zijn. Triest hoor, sari tori fu tru! Teveel hoor ik nog “ja maar ik vind het zo moeilijk”, of “ ik weet het niet hoor, maar ja ik heb nooit veel Surinaams gesproken, wij spraken het thuis vroeger niet…” Vroeger mocht het niet, inderdaad. En Surinaams spreken zou zelfs “je Nederlands achteruit laten gaan” vond men… Maar die tijd ligt inmiddels ver achter ons. En er is dus in feite absoluut geen excuus meer voor het door velen van ons nog steeds fonetisch schrijven van het Sranan (à la de zogenoemde missionarissen-spelling in de oude singibuku’s, de gezangboeken). Maar enfin, laat ik e.e.a. wat nuanceren, en hier en nu oproepen tot -waar nog nodig- een herwaardering van ook dit stuk van mijn en ons erfgoed, vanuit onze eigen trots, nationalisme en verantwoordelijkheidsgevoel. Waar nodig zei ik, want de verschillende cursussen en leerboeken Sranantongo, en het Prisma woordenboek/Prisma wortubuku fu Sranantongo van mevr. J. Blanker zijn al een enorme opwaardering, net zoals de talloze boeken, songteksten en gedichtenbundels die dag aan dag in het Sranan verschijnen. Nu de scholen nog!
Ik ben blij met- en trots op de vele schrijvers en dichters die blijven toevoegen aan ons cultureel erfgoed, zoals ook Clark Accord daar één van is en altijd zal zijn. (Die tegenwoordige tijd bezig ik hier overigens welbewust.)

In het Sranantongo heeft het woord “Kulturu” ook een nevenbetekenis, met een heel speciale ondertoon. Dan wordt er veelal gedoeld op ‘duistere’ praktijken, veroordeeld en verafschuwd door de kerk. Dan is Kulturu opeens synoniem voor afkodrey: afgoderij. Heidense zaken dus. De Missie en Zending hebben in Suriname enerzijds goed gedaan, anderzijds er van alles aan gedaan om de tot slaaf gemaakten te de-afrikaniseren (zo benoem ikzelf het). Zo is hun immaterieel cultureel erfgoed met de bijbel in de hand door de missionarissen fout, zondig en heidens verklaard, enige nuancering was hen daarin vreemd. Had in feite ook niet gekund (en dat bedoel ik sarcastisch) want alles wat maar Afrikaans aandeed werd een ‘no go’ area. Waren er op de plantages drums en zang te horen: ja, dat hield ze koest en tevreden, dus laat ze maar. Was je eenmaal gekerstend dan werd je geacht alles af te zweren en je dienovereenkomstig te gedragen. Ikzelf ben een domineesdochter, maar heb er desalniettemin grote moeite mee dat wij door de tijden heen mensen blijven generaliseren, en zaken op 1 hoop gooien. Ik zou enorm afdwalen als ik hier nu dieper in zou gaan. Maar laat ik het zo zeggen: zou ik met een drumstel een kerk binnenlopen is er intussen niets meer aan de hand. Maar laat het alstjeblieft geen apinti-drum zijn baya, want “dat’ na kulturu!”…… Prrrobleem, vrouw!! Dan hebben we de poppetjes aan het dansen meisje! Oops…nou heb ik een verkeerd spreekwoord gekozen…! 😉

Ik ben wie ik ben, en zal mijn afkomst, mijn culturele erfenis altijd en overal met me meenemen. Waar ik ook kom vertel ik graag over mijn rood (E.E.G.) paspoort (men denkt namelijk vaak genoeg dat ik Amerikaanse ben) maar vooral over mijn afstamming, mijn geboorteland, mijn roots, mijn hart. Dat staat niet in een paspoort vervat. En het publiek hangt aan mijn lippen. Heerlijk wanneer ik met trots kan vertellen over mijn ‘kom-vandaan’, zoals ze het in het Zuid Afrikaans zo mooi zeggen (‘Afrikaans’, eigenlijk: hulle sȇ daar nie Suid Afrikaans nie). En trots ben ik wanneer ik kan laten horen hoe mooi en melodisch het Sranantongo klinkt. Ik geniet ervan wanneer mij soms gevraagd wordt wat zinnetjes Sranan aan te leren, en ik vergeet nooit dat verliefd stel in New Jersey dat na een concert naar me toe kwam omdat ze lieve dingetjes in het Sranan tegen elkaar wilden leren zeggen. Ik vergeet ook nooit die keer toen iemand door het slotapplaus vanuit de zaal riep: “Mi lobi you Denise!” (met een zwaar Amerikaans accent). Tijdens mijn concert tour in Rusland, in februari van dit jaar, zong ik als toegift na het 3e concert (van de 9) en na enige uitleg a capella, zonder begeleiding, “Wanaisa”, voor en over Moeder Aarde. Het heeft me enorm geraakt om zoals altijd weer te zien en te ervaren: de Kracht van Muziek. Muziek verbroedert, verzacht, troost, heelt, laat je lachen, huilen… Nadat ik klaar was en na uitbundig applaus in de coulissen, de zijgordijnen, verdwenen was kwam opeens een vrouw naar me toe -ze was het podium opgeklommen- en pakte me beet en bedankte me “spasiba, spasiba!” Ze gaf me een brasa en bego