Herinneringen aan Clark en inspiratie voor de toekomst.
Gebracht door Chris Polanen tijdens de Clark Accord Sessions op 11 mei 2019 in Oscam Amsterdam.
De in Suriname geboren en getogen auteur Chris Polanen begon te schrijven om met zijn heimwee naar Suriname om te gaan. Hij schreef columns en korte verhalen die zowel in Suriname als in Nederland verschenen. Met zijn korte verhaal ‘Carnaval’ won hij in 2011 de belangrijkste literaire prijs in Suriname, de verhalenwedstrijd van De Ware Tijd Literair. In zijn boek Waterjager (2017) schept Polanen een exotische, droomachtige wereld en neemt hij de lezer mee in een wervelend verhaal over broederliefde, ontheemding en verlangen.
Ruim vijftien geleden meldde ik mij aan voor een schrijfworkshop gegeven door niemand minder dan Clark Accord. In het Hugo Olijfveld huis van de vereniging Ons Suriname.
Ik keek natuurlijk erg tegen Clark op. Een Surinamer, slechts een paar jaar ouder dan ik, die een bestseller had geschreven. We hadden het over een Surinaamse manier van schrijven. Clark zei :’Nederlandse redacteuren proberen mij kort te houden. Maar wij mogen toch andes schrijven dan Nederlanders? Een Nederlander schrijft: het regende hard. Ik schrijf : Laat me je zegen: het regende echt vreselijk hard. Maar je moet niet overdrijven: een zin als: de vrouw had borsten als rijpe mango’s, schrijf ik niet meer. Moet jij ook niet doen.
En, Chris, als je een goed idee voor een boek hebt, vertel het niet verder. Ik zat ooit in de kerk naast een schrijfster en vertelde haar een idee voor een verhaal. En je gelooft het niet, ze is er met dat idee vandoor gegaan. Toen ik haar later erop aansprak, ontkende ze gewoon dat het mijn idee was.’
‘Wat heb je toen gedaan?’ vroeg ik.
Clark zei:’Ik heb tegen haar gezegd: Luister: Ik was daar, jij was daar, God was daar. Ik laat je aan hem over.’
Nu volgt een kort verhaal, waarvan ik hoop dat het Clark het mooi zou vinden.
Kerst in Suriname
Mijn oma vertelde mij vroeger dat mijn opa nog weken na zijn overlijden elke avond bij haar in bed stapte. En dat er s’ nachts een jong gestorven vrouw in haar bruidsjurk door de straten van Paramaribo doolde. Net als de geest van een lang geleden vermoorde gouverneur op een wit paard. Ik huiverde als ze mij vertelde over de echt gevaarlijke : de yorka’s, leba’s en bakru’s. Een ontmoeting met een van hen kon je dood betekenen.
Ik geloofde, net als veel Surinamers, meer in deze verschijnselen dan in het Bijbelse gebeuren, zoals het kerstverhaal. Kerst in Suriname betekende: jezelf nog iets voller vreten dan de rest van het jaar, perfect gekleed en gekapt in de kerk zitten, doen alsof je van je hele familie hield, niet vreemdging en je kinderen niet verrot sloeg.
Een jaar of zes geleden probeerde ik een gecombineerde winter – en scheidingsdepressie te ontvluchten door de kerstvakantie in Suriname door te brengen. ’s Ochtends trok ik moeizaam baantjes in het zwembad en staarde naar mijn veel te dikke schaduw op de bodem. ’s Middags zat ik met mijn moeder op het balkon, vertelde haar over mijn scheiding, de mislukte relatie die volgde en mijn angst om alleen en ongelukkig te eindigen. Zij luisterde geduldig, sprak troostende woorden, maar haar conclusie was toch altijd dat Gods wil zou geschieden, ook als het om mijn liefdesleven ging. Ik probeerde tevergeefs het mooie daarvan in te zien. ’s Avonds ging ik uit en danste met vrouwen die alle vertrouwen in mannen verloren hadden, maar toch niet alleen thuis wilden blijven zitten. Als ik in de spiegels van de toiletten keek, schrok ik telkens weer van het hoofd van de oude man die mij vermoeid aankeek.
Af en toe bezocht ik oude vrienden. De dag voor kerst ging ik langs bij Kenny, een afstammeling van Nederlandse boeren, liefhebber van hanengevechten, de jacht op bosvarkens, illegale vuurwapens, volslanke vrouwen en snelle paarden. Hij liet mij zijn twee snelste renpaarden zien: Samurai en Spitfire. Een en al spieren en vuur, wachtend op een kans om te ontbranden.
‘Zullen we een sprintje doen?’ vroeg hij. Ik twijfelde. Het was bijna dertig jaar geleden dat ik zo’n sprintje gedaan had, ik had maar vier uur geslapen en ik sleepte minstens vijf kilo buikvet vol gifstoffen met me mee
‘Of durf je niet?’
Ik zag spot in de blauwe ogen. Kenny reed nog dagelijks en had geen greintje vet op zijn sproetige lichaam.
‘Natuurlijk wel, ‘ zei ik. Terwijl Kenny de paarden zadelde, kreeg ik steeds meer spijt, maar ik liet niets merken.
Tien minuten later zat ik op Samurai, die voelde als een tijdbom die binnen enkele minuten zou exploderen. Door harde rukken aan de teugels te geven, voorkwam ik dat ze wegschoot. We naderden de lange zandweg die als renbaan zou dienen. Ik zweette erger dan het paard.
Kenny’s paard schudde wild met het hoofd en galoppeerde op de plaats. Kenny leunde ontspannen achterover in het zadel. ‘Morgen een kerstdiner met bosvarken en kaaiman, Chris,’ zei hij. ‘ O shit, je bent vegetariër, he? Maar hoe ben je zo dik geworden dan?’
Nog voor ik kon antwoorden, riep hij: ‘We gaan!’
Als twee raketten schoten we weg.
Even voelde het als vroeger: de kracht die zich onder je samenbalt, het geluid van de voortdenderende hoeven, de wind in je gezicht. Maar er was iets mis. Mijn linkerbeen zakte weg. Het zadel gleed naar links. De singel was losgeschoten. Ik greep de manen vast, maar het zadel zakte verder en mijn logge lichaam zakte mee. Ik kreeg mijn linkervoet niet uit de stijgbeugel. De manen gleden uit mijn vingers. Ik zou onder het paard terechtkomen, de hoeven zouden mijn lichaam verbrijzelen. En inderdaad, zoals ik weleens gehoord had, het moment vlak voor je doodgaat, vind je eindelijk de rust die je je leven lang gezocht hebt. ‘Wat een domme manier om dood te gaan,’ dacht ik alleen nog, toen ik met zadel en al weggleed. Ik sloot mijn ogen en er was niets meer dan mijn hartslag, paardenbenen en opvliegend zand. Ik voelde iets hards tegen mijn hoofd en alles werd zwart.
Ik hoorde mijn naam. Een stem die ik nog steeds niet kan beschrijven. Mannelijk nog vrouwelijk. Een oorverdovend fluisteren.
Ik probeerde te antwoorden, maar mijn mond leek gevuld met zand.
De stem slaakte een zucht als een windvlaag die zinloos over een kale vlakte waait. Een zucht zonder begin en zonder eind. Woorden waren niet nodig. Ik wist het. Ik was de oorzaak van de zucht. Mijn ijdelheid. Mijn trots. Mijn angst. De zucht droeg alles met zich mee, als dode bladeren in de wind. Ergens in de verte hoorde ik een paard galopperen en mensen praten, maar de zucht blies alles weg, tilde mij op en voerde mij mee. Ik hapte naar adem en zocht vergeefs naar iets waaraan ik mij vast kon klampen.
Rondtollend in het niets voelde ik dat er iets veranderde. Ik werd lichter. Ik verloor niet alleen kilo’s, maar ook ervaringen, herinneringen, delen van mijzelf. Ik veranderde van een oude man in een jonge en van een tiener in een kind. Ik kromp, steeds sneller. Ik besefte dat ik voortsnelde naar het moment van mijn geboorte. En wat dan? Ik zou verdwijnen alsof ik nooit bestaan had. Voor de geboorte wachtte de dood. Gek genoeg was niet bang, juist nieuwsgierig.
Plotseling stokte de zucht. Ik zweefde in het niets, nauwelijks meer dan een foetus. Weer hoorde ik mijn naam. Nu krachtig, een roep die de belofte van een heel leven in zich droeg. Ik werd in de richting van het geluid gezogen. En ik groeide. Razendsnel. Weer tot volwassen grootte, mijn buik zwol op tot de oude walgelijke proporties. Mijn hoofd werd volgepropt met duizenden beelden. De beelden van mijn leven. Jeugd, studie, huwelijk, werk, kinderen, vakanties, belastingaanslagen, verliefdheid, lust, schuldgevoel, scheiding, meer schuldgevoel, bindingsangst, verlatingsangst, redacteuren, uitgevers, en altijd maar schrijven aan die roman die nooit af kwam. Alles probeerde razendsnel weer een plek te vinden, maar het paste niet meer. Mijn hoofd leek uit elkaar te barsten en dat zou misschien ook het beste zijn.
Toen werd het rustig. Langzaam zakte ik weer in mijn lichaam, dat voelde alsof er niet een, maar een hele kudde paarden overheen gerend was. Ik hoorde flarden van gespekken. ‘Hersenschudding’, ‘goed verzekerd’, ‘idioot op vakantie’ en `Surinaamse Nederlanders zijn de ergste. ‘ En een stem, die ik herkende, het was Kenny, die zei: ‘Je kan wel op een paard rijden zonder zadel, maar niet op een zadel zonder paard.’
Ik opende mijn ogen en zag dat ik in een ziekenhuisbed lag. Een man in een witte jas spoot iets in mijn infuus en knikte mij toe. Naast mij zat Kenny, die in mijn hand kneep en zei: ‘Chris! Je hebt ons laten schrikken. Maar je mag vanavond naar huis. We hebben een vegetarisch kerstdiner, speciaal voor jou.’
Waarom zijn er zo weinig Surinaamse schrijvers? Komt dat omdat we houden van feesten, dansen, lekker eten en verhalen vertellen. Is dat de oorzaak? Mijn vader schreef zijn beste gedichten toen hij een jarenlange gevangenisstraf uitzat in een cel in Fort Nieuw Amsterdam. Moeten we dan langdurig opgesloten worden in een kleine ruimte, voordat we gaan schrijven? Dat geloof ik niet.
In een aantal van jullie zit een schrijver of schrijfster, misschien wel een van wereldklasse. Maar die schrijver moet geroepen worden, gewekt worden, naar schrijfles gestuurd worden, want schrijven moet je leren. En die innerlijke schrijver moet uitgedaagd worden om zich te laten zien. Op zijn flikker krijgen als hij alleen maar feest, danst, eet en ouwehoert. Getroost worden als hij last heeft van de kleine ongemakken van het leven zoals scheiding, ontslag, ziekte en dood van geliefden. De schrijver moet de tijd krijgen om zijn eigen stem te zoeken en te vinden.
En soms is er een crisis nodig voordat je besluit te gaan schrijven. Ik heb de helft van mijn leven geleden onder een vreselijke heimwee naar Suriname. Pas op het absolute dieptepunt besloot ik te gaan schrijven. Het hielp en twintig jaar later publiceerde ik mijn debuutroman. Zo zie je maar: als je maar rustig doorschrijft kom je er wel.
Meld je aan voor de schrijfworkshops van de Clark Accord Foundation. Word schrijver. Je krijgt er geen spijt van .